‘Alles wat op het toneel gebeurt moet een motivatie hebben’

Een interview met regisseur Hans Keijzer medio 1998.

Wat was je eerste stuk dat je regisseerde?
“Een trouwring mag niet knellen”.

Wie volgde jij eigenlijk op?
Hans de Jong.

Waarom ben je eigenlijk begonnen met regisseren bij d’Ye, je was natuurlijk al een speler?
Nou, ik doe het allemaal om het geld natuurlijk, daar gaat het om. Nee, even serieus, ik denk dat ze mij gevraagd hebben omdat ze een beetje omhoog zaten, maar dat kan je beter aan Wim Bak of Ed Koorn vragen. Maar ik denk dat je beter kunt vragen ‘waarom maak je theater?’ Ik maak theater omdat ik graag verhalen wil vertellen, iets kwijt wil. Een boodschap vind ik een groot woord. Dick Maas zei eens: ‘Boodschappen doe je bij Albert Heijn!’ Ik vind wél, je maakt theater omdat je iets wil vertellen, een mening wil verkondigen.

Wil je je mening door middel van regisseren vertellen?
Niet zozeer mijn mening, maar meer een visie die ik heb op een bepaald stuk en dat kan je eventueel koppelen aan actualiteiten.

Wat vind jij dat er veranderd is qua stukken door de jaren heen?
Onder Pé Mühren is men begonnen met het betere repertoire, voor Pé Mühren werden er alleen blijspelen en wat ik vind flauwe stukken, gespeeld. Daar heb ik overigens zelf ook in meegespeeld. Ik heb trouwens niks tegen dat soort stukken, maar het moet niet té gaan worden. Die stukken als in de kast uit de kast waarbij vrouwen alleen maar in ondergoed rondlopen en het enige doel van die vrouwen in die stukken is dat ze geneukt worden door een of andere geilpoot, dat vindt ik echt seksistisch, dat vind ik foute stukken. Als ik zulke stukken zou regisseren dan zou ik een verhaal vertellen met een foute inhoud. Dus dat wil ik gewoon niet. En onder leiding van Pé Mühren kwamen de wat betere stukken, onder andere “Een kat op een heet zinken dak”, “Schakels”. En dat is een trend die zich in de loop der tijd langzaam heeft voortgezet.

Merk je dat ook aan de spelers, die verandering van soort stukken?
De spelersgroep is natuurlijk ook verandert, maar ik weet niet of de spelers dit soort stukken meer waarderen. Ik denk dat de spelers die we nu hebben dit soort stukken wel waarderen. Ik weet dat enkele spelers liever spelen in stukken met een beetje inhoud. Kijk maar eens naar “Romeo en Julia”, daar stonden 23 mensen op het toneel en trok drie volle zalen.

Wat denk je dat het publiek vindt van de laatste stukken?
Doordat er zoveel jonge spelers zijn trek je automatisch jonge mensen de zaal in, dat is natuurlijk een goede zaak. Vroeger werd altijd gezegd dat je rekening moet houden met de oudere bezoekers, en die houden niet van dat soort stukken, waarop ik altijd lekker eigenwijs zei dat je moet zorgen voor verjonging van je publiek, die oudere mensen die zijn er straks niet meer, en dan is de zaal leeg.

In hoeverre vind jij dat er rekening gehouden moet worden met het publiek waarvoor je uiteindelijk speelt?
Ik denk dat er een onterechte angst is ie bij een heleboel mensen leeft. Ze denken vaak: ‘zo’n stuk vindt het publiek niet mooi’ maar het publiek vindt het gewoon wel mooi, blijkt iedere keer. Ieder stuk dat je op de planken brengt is gewoon een gok. Ik blijf tot de generale denken: ‘Jeetje, zou het wel aanslaan’ Ongeacht of het nu een komedie is of een klucht of en serieus stuk, dat maakt niet uit. Ieder stuk is gewoon weer een gok. Ook ik blijf mijn twijfels houden, maar als ik iedere keer weer zie dat het publiek het leuk vindt, waarom dan die angst?

Je bent niet bang dat er nu meer jongeren gaan komen dan ouderen, dat de ouderen nu afhaken?
Nee, als ik zie wat er nu nog steeds in de zaal komt aan publiek, dan zie ik nog steeds gezichten die ik 20 jaar geleden ook zag. Maar ja, als die mensen afhaken dan weet ik niet of dat komt door het soort stukken dat we spelen. We hebben nog steeds een gevarieerd repertoire, vind ik.

Is toneelspelen nog trend gevoelig?
Bedoel je de manier van regisseren of speelstijlen?

Ja.
Zeker, maar dan niet zo van het is nu winter laten we eens zo’n stuk spelen, maar in de loop der jaren zie je toch wel een verandering. Je gaat gewoon mee met de tijd. Kijk maar eens naar de filmgeschiedenis. Tijdens de stomme film had je alleen maar lichaamstaal om iets mee uit te drukken, het spelen was veel theatraler, maar toen het geluid erbij kwam zijn er een heleboel acteurs gigantisch door de mand gevallen omdat ze niet met hun stem overweg konden en met hun theatrale manier van acteren. De manier van acteren veranderden door de komst van geluid bij de film. Dat geldt ook voor de manier van regisseren. Regisseren was vroeger veel statischer. We leven nu in de zap-cultuur; alles moet veel sneller. Daar probeer ik wel rekening mee te houden in mijn regie, door op verschillende plekken tegelijkertijd verschillende dingen zich af te laten spelen. Bijvoorbeeld zoals in “Jan Rap en z’n maat”. Daar had ik op toneel vier locaties die trapsgewijs omhoog liepen. Dan kon je terwijl er beneden een scène speelt, boven een andere scène laten zien. Dan kun je er als kijker zelf een soort montage van maken; ik luister daar naar en ik kijk daar naar. Je krijgt dubbele informatie en dat heeft weer een beetje te maken met onze zap-cultuur. Zoiets zag je ook in “Tramlijn”, dat je op een plateau verschillende locaties hebt waarop je verschillende dingen laat afspelen. Hier houd ik van.

Dus je ziet dat soort bewegingen bij d’Ye de afgelopen 25 jaar plaatsvinden?
Ja, d’Ye past zich niet alleen aan aan de tijd, maar ook aan de ontwikkeling van het theater in Nederland. Dat verandert natuurlijk ook, niet alleen d’Ye verandert maar het is de hele toneelwereld die verandert en d’Ye gaat daar gewoon in mee.

Is dat een beetje de kracht van d’Ye?
Misschien, misschien en daardoor krijg je dus ook weer nieuw publiek.

Je bent regisseur van meerdere toneelverenigingen. Er zullen gerust wel verschillen zijn tussen de verenigingen onderling?
Absoluut!

hanskeijzer

Dan zou je die veranderingen toch ook over kunnen brengen op die verenigingen?
Dat lukt ook wel, maar niet bij alle. Sommige verenigingen hebben daar gewoon de faciliteiten niet voor, dat ligt dan niet aan de mensen maar wel aan zaken als: een te klein toneel, geen goede of voldoende faciliteiten op of achter het toneel, geen licht etc. Neem bijvoorbeeld Warder, daar worden de mensen geschminkt in de kerk en moeten dan met jassen over hun hoofd door de zaal lopen om achter het toneel te komen. Nou, dat beperkt gewoon het soort stukken dat je kunt spelen. Natuurlijk probeer ik daar wel door middel van het juiste stuk iets mee te doen, maar het spektakel wat je bij d’Ye kunt maken dat kan bij een aantal toneelverenigingen niet. En ook het karakter van een vereniging is belangrijk. d’Ye is een echte toneelvereniging die toneel brengt op een bijna professionele wijze, dat zit in het karakter van d’Ye.

Bij d’Ye bestaat het spelersaanbod uit best wel veel mensen. Dat moet een luxe zijn voor een toneelvereniging en indirect ook voor de regisseur?
Natuurlijk, d’Ye is een rijke vereniging hoor, er zijn toneelverenigingen die jaloers zijn op het spelers aanbod dat d’Ye heeft. Hoe dat komt weet ik niet. En dat heeft ook zo z’n effect. Omdat je zoveel spelers hebt komen er ook andere invloeden mee naar binnen.

Aan welk stuk heb je dierbare herinneringen?
Die vraag had ik dus verwacht. In principe ieder stuk waar ik op dat moment mee bezig ben. Maar als ik even terugkijk, dan zijn de stukken waar ik de meest dierbare herinneringen aan hebt die stukken waarvan ik vind dat ik mijn verhaal kan vertellen en dat zijn niet de wat kluchtige stukken zoals “Trouwring..” en “Arsenicum”. Maar stukken als “Een doos vol kruimels”, “Jan Rap en z’n maat”, “De Tramlijn die verlangen heet” en dan toch ook “Romeo en Julia”. Maar dan juist “Romeo en Julia” want dat is voor mij theater, daar zat zoveel in: muziek, zang, dans, het gebruik van de zaal en de bar …alles, het is gewoon een spektakel geworden. En wat spektakel betreft is dat mijn dierbaarste stuk, dat wil ik graag maken.

Wat is je meest dramatische ervaring geweest?
Toen met “Jan Rap”, toen dacht ik even dat het helemaal in elkaar stortte. Drie weken voor de première zei de decorbouwer dat hij het niet meer zag zitten. Toen dacht ik van: ‘Wat moet je nou?’ Ik heb eerst even alles op een rijtje gezet, en ben toen naar de toneelbouwer van Middelie gegaan. En die man heeft toen een schets gemaakt en het hele decor hebben ze in bijna een avond gebouwd.

We zijn er bijna doorheen, heb je nog iets te zeggen tegen d’Ye?
Wat ik gewoon mooi vind van d’Ye is dat er bijna een grenzeloos vertrouwen is tussen de spelers en de regisseur. Ik vind dat de mensen grensverleggend bezig zijn. Een mooi voorbeeld daarvan is “Tramlijn”. In dat stuk moeten de mensen verder gaan dan normaal en dat zie je de mensen dan ook doen ten behoeve van het stuk. Het vertrouwen is er gewoon. Toneelspelen is sowieso een kwestie van vertrouwen. Het is net als een trapezewerker, als jij loslaat moet je erop vertrouwen dat de ander je opvangt. Zo is het met toneelspelen ook, als ik A zeg moet ik erop vertrouwen dat jij B doet. Dat onderlinge vertrouwen is er gewoon bij d’Ye. Hoewel ik nooit iemand zal forceren iets te doen tegen zijn of haar zin, absoluut niet. Dan gaat dat persoon zich dood-ongelukkig voelen en dat heeft weer negatieve invloed op het eindresultaat. Ik denk dat het ook te maken heeft met de sfeer. Natuurlijk, af en toe is er wel eens een meningsverschil, maar dat geeft allemaal niet, het zijn allemaal verschillende mensen. Dat mag ook, maar ik vind het fout als er op een repetitie gezegd wordt van: ‘Nu even niet discussiëren’, ik denk dan van ‘Nee, dat moet nu wel besproken worden!’. Als je dat niet doet dan blijft dat sluimeren.

Heb je dat wel eens meegemaakt, dat het echt knalde?
Ja hoor, maar wat is echt knallen. Het hoort er gewoon bij. Een voorstelling maken is gewoon een heel pijnlijk proces voor iedereen. Mensen moeten vaak een drempel over. Neem bijvoorbeeld alleen het proces tekst leren. Dat kost zoveel energie en daar ontstaan wel eens wrijvingen, hoe groter de groep hoe meer kans op wrijvingen.

Zie je de mensen groeien, of beter gezegd zie je de toneelvereniging groeien qua prestaties, vertrouwen?
Ik vindt zeker dat de kwaliteit vooruit is gegaan, dat de spelers groeien. Maar dat is niet alleen de verdienste van mij, maar ook van de andere regisseurs. Ik heb gewoon de draad opgepikt waar iemand anders hem heeft laten liggen. En daar ga ik op mijn eigen wijze mee verder. En dan niet te vergeten het geheel er omheen zoals het licht, het decor, de grime. Dat tezamen zorgt ervoor dat d’Ye als toneelvereniging groeit.

Je vindt het nog leuk?
Absoluut, als ik het niet meer leuk vind, dan stop ik ermee.

Dat komt mooi uit, want wij stoppen er ook mee. Had je nog een vraag verwacht die wij niet gesteld hebben?
Iets over de manier van regisseren.

Eh…op welke manier regisseer jij?
Tja, moeilijke vraag……umm….even denken. Ik ben niet iemand die rollen gaat voordoen op het toneel. Ik vind dat dat uit de persoon zelf moet komen. Ik vraag dan ook altijd aan de spelers: ‘Waarom sta je op?’ of ‘Waarom zeg je dat?’. Alles wat op het toneel gebeurt moet een motivatie hebben. Hierdoor krijg je echte emoties op de planken en kunnen er situaties ontstaan die niet in het boekje staan, die heel leuk zijn.

Bedankt!