‘Laten we eerlijk zijn, ik ben gewoon van de ouwe stempel.’

Interview met oud regisseur Jan de Boer Azn.

Wanneer bent u begonnen als regisseur?

Moet je horen, dat is al zo verschrikkelijk lang geleden. De atletiekvereniging in Edam had bij ons in het Damhotel cabaret in elkaar gedraaid. Toen ik dat zag, zei ik: ‘Jongens, jullie kunnen het beter zó doen en beter dát doen of dát doen.’ Toen zeiden ze: ‘Kejje ons niet hellepe?’ Zo ben ik er eigenlijk ingerold. Ik wilde het natuurlijk niet, maar ik ben er ingerold en dan ga je verder.

Na afloop van “Gieren op ‘t veilig nest” wenst Jan de Boer Azn. (derde van rechts)zijn opvolger, Jan Besseling, veel succes. (foto: Gerard Jansen)

Dat was dus al voor ’73?

Dat was ver voor ’73. Dat hebben we verschillende keren gedaan. Ik heb toen wat gemaakt met dat “zwarte licht” (blacklight, red.). Dat had ik voor het toneel gelegd en dat was dan helemaal donker. Ik had voor iedereen een letter gemaakt en dan kwamen ze op en dan kon niemand zien wat er stond, want alles stond door elkaar en toen een enorme knal en dan stond er AV Edam. Nou ja, dan heb je vreselijk veel sketches natuurlijk. Ja, dat was een leuke, maar moeilijke tijd. En daar is d’Ye dus uit voortgevloeid.

Hoeveel mensen waren er in het begin?

Wel een stuk of veertien, je kon kiezen wie wat speelde. En meestal waren het van die stukken waar je om lachen moest, d’Ye-kletsers als het ware. Vroeger ging men uit om te lachen, en niet om te huilen. Echt een gezellige avond. Dan repeteerden we op donderdagavond, of was het nou woensdag? Nou ja we repeteerden en eerst gingen we lezen en dan werd er van rollen geswitched. Dat ging altijd goed hoor, we hebben nooit ruzie gehad. En dan zei ik: ‘Volgende week hebben we weer repetitie, eerste helft van het eerste bedrijf uit het hoofd.

En dat kenden ze ook?

Nou, als je dat zegt: ‘Volgende week uit het hoofd, want we gaan beginnen’, dat is onmogelijk, dat kan nooit. Je hebt drie bedrijven, dus als je nu gaat leren dan heb je met zes weken het hele stuk in je hoofd. Een heel bedrijf krijg je niet in je kop, dan moet je wel geroutineerd wezen. En dan waren er ook altijd een stel bij die dat niet deden en dan ging ik wel eens tekeer. Een hengst op de tafel of wat dan ook: ‘Potver… kenne jullie niet anders?’ Ik was ook regisseur bij Warder. Daar was een vrouw, die was in dat stuk verliefd op een bokser en ze moest die bokser verleiden. En dat deed ze niet, dat ging niet goed en op een gegeven moment werd ik zo razend. ‘Godverdorie, gooi die titten van je naar voren en gaan een beetje met je heupen draaien, dat heb niks om ‘t lijf’, en toen ging ze huilend van het podium af. De tweede keer deed ze het precies hetzelfde, dus ik gooide de stok “bam” het toneel op, want ik had een pestbui. Sindsdien heb ik die stok niet meer gebruikt. Een ander voorbeeld: als ze met hun rug naar het publiek stonden, dan zei ik: ‘Je hebt een leuke reet, maar er komt geen geluid uit, alleen van het geluid wat eruit komt val je flauw.’ Dan wisten ze meteen dat dat niet kon. Maar bij d’Ye heb je een heleboel spelers gehad en bij die nieuwe moest je weer van voren af aan beginnen. Ik leerde ze ook lopen, praten, de mimiek, het improviseren, het lezen. Mensen kunnen niet lezen, wist je dat? Je moet het er eerst aan de ene kant in krijgen en het er aan de andere kant uit gooien, ook de komma’s, punten en dubbele punten enzovoorts. Ik vond het allemaal vreselijk leuk, maar het werd op een gegeven moment effe teveel. Ik had in de tussentijd Warder en Middelie erbij gekregen, ik heb nog in Monnickendam gezeten als regisseur, en in de Beets, dus iedere avond was ik weg. Dat kan dus niet allemaal samen en d’Ye ging dan voor. Maar het werd met toch een beetje teveel en toen ben ik gestopt. Toen werd ik erelid van d’Ye maar als regisseur ben ik doorgegaan bij Beets, tot vorig jaar. Dat heb ik eenentwintig jaar gedaan.

Heeft u zelf ook toneelervaring?

Ik heb op de toneelschool gezeten. Mijn vader en moeder waren daar fel op tegen. In die tijd was het zo dat een artiest niets te vreten had en mijn ouders hadden natuurlijk het Damhotel en die wilden dat ik dat zou overnemen, want ik was de enige goeie zoon. Ik had een broer, maar die was geestelijk gehandicapt. Maar ik had hen gezegd dat ik op de koksschool zat en mijn vader is op een gegeven moment naar een ouderavond gegaan maar daar kenden ze helemaal geen Jan de Boer. Dus mijn vader naar huis en toen ik thuis kwam van de toneelschool zei mijn vader: ‘En wat hebben we vandaag gemaakt?’ Toen zei ik: ‘Kroketten’. Dus zei hij: ‘Ja, die heb ik geproefd’ en toen kwam uit dat ik op de toneelschool zat. Al met al heb ik daar een half jaar op gezeten. En ik heb zelf wel toneel gespeeld bij de amateurs, maar ik heb er nooit echt wat mee gedaan, ik ben toch in het Damhotel terechtgekomen.

U heeft nog wel wat van de toneelschool opgestoken ?

Jazeker, improvisatie-techniek bijvoorbeeld en die heb ik ook gebruikt. Ik leerde ze om gewoon door te lullen als ze hun tekst kwijt raakten tijdens de uitvoering, door de spanning of door de zenuwen. Het maakt niet uit wat, als je maar wat zegt. Het publiek merkt het toch niet… hopelijk. Ik vertelde ze ook: ‘Als je “de slang hoort sissen”, dan is het mis…..’ ‘Hij is eruit, hij is eruit, ze weten het niet meer’. Als je het publiek hoorde fluisteren, dan had het publiek in de gaten dat er op het toneel iets mis was.

Komt u eigenlijk nog wel eens bij d’Ye kijken ?

Jawel, maar in de loop der jaren is er wel het een en ander veranderd. Veel moderner allemaal, muziek erbij, de belichting is veel beter en het is professioneler geworden. In feite is het volkse eraf, het is geen amateurtoneel meer. Die oubollige stukken die wij toen speelden slaan nu niet meer aan, om de doodeenvoudige reden dat men tegenwoordig meer serieuze stukken wil zien. In onze tijd gingen mensen naar het toneel omdat er toen nog geen televisie was. Men wilde lachen en men wilde na afloop lekker dansen met elkaar. Tegenwoordig, zoals ik al zei, wil men meer serieuzere stukken, stukken met inhoud, met een lach en een traan, maar echt niet meer die oubollige, vlakke stukken. Ik zelf heb moeite met die moderne stukken. Laten we eerlijk zijn, ik ben gewoon van de ouwe stempel.

Waar wilt u dit interview mee afsluiten?
Waar ik dit gesprek mee wil afsluiten? Ik kan je rustig zeggen: ‘Een borrel nemen en proosten op de groei en bloei van toneelvereniging d’Ye.’

Bedankt!