Enkele spelers van d’Ye over… Het waarom van toneelspelen

Wim Bak: 
Het is op een geaccepteerde manier gek kunnen doen. Iemand zijn die je graag zou willen zijn. Of iemand zijn die je nooit en te nimmer zou willen zijn. Je bent maanden bezig met de voorbereidingen. Je werkt met zijn allen naar dat ene hoogtepunt toe: de uitvoering. De avond tevoren slaap ik prima. Ik wandel rustig naar het Damhotel. Tijdens het omkleden en het grimeren is er niets aan de hand, maar die laatste twee minuten beginnen alle ledematen te trillen en verlies ik liters lichaamsvocht. En als je eenmaal die eerste stap op het toneel gezet hebt is er geen weg terug meer. Dat wat je in al die maanden gerepeteerd hebt stroomt er dan bijna automatisch uit. Als een voorstelling is afgelopen val je meestal in een enorm gat. Maar je hebt dan ook weer de zekerheid dat je over een paar weken aan een nieuwe productie kan gaan werken. (Interview De Stadskrant, 1991)

Wim Bak (bis): 
Door omstandigheden moet je ook wel eens een stuk overslaan. Daar baal ik dan van. Ik mis dan de gezelligheid van de repetitieavonden, de algehele spanning van de voorbereiding en zelfs het schuldgevoel als je de tekst niet of niet goed genoeg hebt geleerd. Het klinkt misschien wat gek, maar tijdens de periode dat je met zo’n stuk bezig bent ben je met z’n allen toch een beetje familie van elkaar. Er is een gemeenschappelijk doel waarmee je op vrijwillige basis bezig bent. Het is dan ook elke keer weer een beetje een kater als de laatste voorstelling achter de rug is. Maar gelukkig wordt dan vaak dezelfde avond nog op een zeer deskundige manier dat gevoel weggewerkt (waardoor je er soms de volgende morgen een echte kater aan overhoudt…).

Nel Bakker: 
Toneel heb ik leren spelen bij de cabaretploeg van AV Edam, waaruit later d’Ye is ontstaan. Deze periode was leerzaam en gezellig, maar ook vrij intensief, aangezien we alle teksten ook samen maakten en daardoor vaak twee keer per week, en in de laatste fase zelfs drie keer per week repeteerden. Maar we waren jong en hadden nog geen kinderen, dus dan kan alles! Door deze ontzettend leuke ervaring, waar we veel succes mee hadden, hebben we de toneelvereniging opgericht, en tot op de dag van vandaag zit ik er nog steeds met veel plezier bij, zij het met wat minder inzet dan vroeger, maar dat moet kunnen na zoveel jaren d’Ye!

Margriet Beukeboom: 
Ik speel toneel om even iemand anders te zijn.

Lex Bos: 
Waarom speelt een mens toneel? Leuke vraag. Bijna niet te beantwoorden. Ik denk dat ik dat doe omdat ik het zelf leuk vind om in de huid van een ander persoon te kruipen, een ander te “zijn”, te doen alsof. Bovendien is het gewoon heel leuk om voor een volle zaal te staan en alle ogen op je gericht te weten (lekker ego-trippen dus).

Pauline Bras: 
Toneel en toneelachtige activiteiten heb ik van jongs af aan al leuk gevonden. Op de basisschool al speelde ik graag stukjes en playbackte graag. Ja, en waarom? Ik denk dat ik het wel boeiend vond om iets voor een publiek te doen. De spanning die erbij komt kijken vooral. Dat is nu nog zo. De motivatie om te spelen blijft omdat het gezellig is, met een drankje en een hapje, een babbeltje hier, een ouwehoertje daar, een blundertje op zijn tijd en wat serieuzere tijden maken het toneel voor mij compleet.

hetwaarom1

Wim Brondgeest: 
Ik vind het leuk om even in de huid van iemand anders te kruipen, ook al is het (bij het kindertoneel) een sprookjesfiguur. En de spanning van de uitvoering natuurlijk.

Frieda de Heer: 
Als het eenmaal zover is staan we te trillen op onze benen en de zenuwen jagen door ons heen. Gluren door het gordijn; kijken of de zaal al vol loopt. Achter het decor elkaar in de weg lopen vanwege het ruimtegebrek. Eén wasbak met alleen koud water om je te wassen en een ruimte van 2 x 2 om met z’n tienen te verkleden. Als alles dan afgelopen is en de zaal begint te klappen, dan gaat er dus door je heen: ‘Ziezo, dat hebben wij dus niet voor niks gedaan.’

Wil Heerland: 
Toneelspelen heb ik altijd al leuk gevonden. Ik was als kind op verjaardagen altijd al in de weer met voordrachtjes, verkleden en liedjes zingen. Ongeveer vanaf mijn zesde tot mijn twaalfde heb ik in Amsterdam op een toneelclub gezeten. Dat noemden ze toen “Kinderoperette”, dat kun je vergelijken met kindermusicalvereniging de Toverbal. De uitvoeringen waren in het Roothaanhuis in Amsterdam. Wij zijn in 1974 in Edam komen wonen, en pas na een paar jaar hoorde ik dat er hier een toneelclub was. Ik ben toen donateur geworden en na een paar uitvoeringen te hebben gezien leek het me leuk om ook mee te doen. Nico Kemper sprak ik nogal eens en hij was degene die mij over de streep trok.

Voufke Hermanides-bij ‘t Vuur: 
Ik speel in de eerste plaats omdat ik het leuk vind. Ik ben er nog steeds niet uit of ik op het toneel nu mezelf ben of juist in een andere huid ben gekropen. Nou ja, helemaal mezelf zou natuurlijk “van de gekke” zijn, want in veel rollen zat er een aardig steekje aan me los, of was ik ± 80 jaar. Ik voel me in dit soort rollen altijd wel het beste thuis. Het leuke van d’Ye is verder de grote verscheidenheid aan mensen: jong, middelbaar en Riet.

Hans de Jong: 
Ik ben vrij verlegen. Ik krijg een kick van de voorbereiding, dat zenuwachtige gedoe. Totdat je opgaat en dan is alles over. Na afloop ben ik echt kapot, zo intensief is het. Het leukst vind ik de spanning, en iemand anders te zijn dan jezelf, maar dan wel vanuit jezelf. Je probeert je eigen grenzen te verkennen. Ik wil geen typetje spelen. (Interview De Stadskrant, 1990)

Paul van Kaathoven: 
Eigenlijk speel ik gewoon voor de lol. Lekker gek doen en af en toe lekker serieus, je verplaatsen in iemand anders, het samen doen slagen van een toneelstuk. Maar bovenal ben ik bij toneel voor de lekkere hapjes en voor het ‘après-toneel’, hik!

Nico Kemper: 
In de eerste plaats speelde ik toneel uit nieuwsgierigheid. Ik wilde weleens weten hoe dat in zijn werk ging. De opbouw van een toneelstuk. Of ik ook teksten kon onthouden tijdens de spanning van een uitvoering en vooral om er achter te komen hoe het voelt om een ander karakter te spelen. Intussen, na 17 toneelstukken en ontelbare repetitie-avonden, ben ik daar wel achter gekomen. Wat ik toen nog niet wist en nu wel is dat toneelspelen als hobby betekent: veel uit je hoofd leren (als je tenminste veel tekst hebt), maar vooral een fijne omgang met je medespelers en medewerkers. Met name tijdens repetitie-avonden ontstaat er zó’n hechte band met elkaar doordat je met z’n allen één doel nastreeft en dat is zo’n mooi mogelijke uitvoering op de planken te brengen. Dat is voor mij na al die jaren de beste reden om te zeggen: ‘Daarom speel ik toneel.’

Hans Keijzer: 
Kicken, masochisme, samenwerken, stressen, exhibitionisme, de laatste loodjes, de eerste stap op het toneel, maar vooral: de geur van pancake. Dit zijn de eerste associaties die mij te binnen schieten als ik na moet denken over de vraag waarom ik toneel speel. Ik heb altijd al verhalen willen vertellen, verhalen die bij het publiek iets losmaken. Emoties: lachen, huilen, huiveren et cetera. Je kan hiervoor verschillende middelen gebruiken. Je kan een boek schrijven, liedjes maken, beeldhouwen, schilderen of foto’s maken. Ook door middel van beeldende kunst kan je immers verhalen vertellen. Bij mij is dat toneel geworden. Of liever gezegd: theater. En een heel klein beetje film. Het voordeel van een film is dat je bij de première niet in de zenuwen zit of er iets fout zal gaan. De film is immers af en wordt vertoond zoals hij is. Bij een toneelvoorstelling is dat dus wel even anders. Er kan op en achter het podium zoveel mis gaan. Tekst vergeten, te vroeg of te laat opkomen, het verkeerde attribuut, het vergeten van een attribuut, noem maar op. Als speler zweet je op zo’n moment peentjes. Voor het publiek is dit vaak nauwelijks merkbaar. Het is de kunst om dit probleem samen met je medespelers tot een goed einde te brengen. En tegelijkertijd schieten er dan tientallen vragen door je hoofd. Waarom pijnig ik mijzelf toch zo? Speel ik daarom toneel? Uit masochisme? Of is het toch die samenwerking? Waar is dat stressen in hemelsnaam voor nodig? Waren die laatste loodjes niet zwaar genoeg? Had ik maar nooit die eerste stap op het toneel gezet. Iedereen kijkt naar me. Hemel, zou ik soms toch een exhibitionist zijn? En opeens worden die gedachten verjaagd door het applaus uit de zaal en weet je het weer. Daarvoor. Dus toch die kick. En de geur van pancake natuurlijk.

Ed Koorn: 
Waarom speel je toneel? Dat vraag ik mij ook altijd af vlak voordat ik op moet. Welke idioot vindt dit in godsnaam leuk????? Het kan toch niet gezond zijn om je voor een voorstelling zo op te fokken? Maar ja, je bent ergens aan begonnen en dan moet je het afmaken ook. En dan blijkt gewoon dat het hardstikke leuk is om met een ploeg enthousiaste mensen iets op de planken te brengen, en na afloop te horen dat mensen hebben genoten van onze voorstelling. En dan de repetitieperiode: afwisselend hard werken, veel, heel veel lol en iets creëren waar we met z’n allen best trots op mogen zijn.

Sjaak Kras: 
Ik ben alleen maar lid geworden van d’Ye omdat ik bij het AV Edam Cabaret wilde. Dat was een heel select groepje, waarvoor je je niet zomaar kon aanmelden. Dáárom heb ik me aangemeld bij d’Ye. Ik dacht: ‘Misschien gebeurt het dán wel.’ Na mijn debuut kwam Jaap Garms naar me toe met de vraag: ‘Zou je niet eens mee willen doen met het AV Edam Cabaret?’ Toen zei ik heel eigenwijs: ‘Nou, daar moet ik eerst eens een weekje over nadenken.’ Wat niemand weet is dat ik daarna juichend naar huis ben gehold. Ik had het voor mekaar!

Joop Kunst: 
Ik heb nooit het idee gehad dat ik toneel speelde. Ik leerde m’n rol en zei deze op en rommelde daar tussendoor met eigen ideeën. En als ik het niet meer wist en ook de souffleur niet hoorde, was ik altijd blij als ik schoenen droeg met veters. Dan maakte ik m’n veters los en weer vast, zodat ik met m’n oor dicht bij het souffleurshokje stond en dan rommelde ik maar weer verder.

Riny Lacunes: 
Ik speel toneel omdat ik daar, juist daar, tusen die mensen, meestal mezelf kan zijn.

Brigitte Lang: 
Wat een moeilijke vraag zeg. Gewoon omdat het heerlijk is. Het zou kunnen komen door de gezellige repetitieavonden, een goede regisseur (niet onbelangrijk), de lekkere hapjes, het gemopper tijdens de generale repetitie, de spanning voor de voorstelling, het applaus, de ontlading na de voorstelling. Of is het misschien een roeping? Ik weet het eigenlijk niet.

Ellie van Montfort: 
Dat vraag ik me, elke keer vlak voor ik het toneel op moet, zelf ook af. Ik zou het niet weten. Wat ik wel weet is dat het een soort verslaving is. Misschien: jezelf verstoppen, willen opvallen, maar dan in een rol, niets te hoeven verantwoorden. Of: het gewoon alleen maar erg leuk vinden. Laten we het maar op het laatste houden.

hetwaarom2

Steffie van Montfort: 
Mijn moeder, Ellie van Montfort, zit al jaren bij toneel en zolang ik me kan herinneren kom ik al kijken. Zodoende leer je alle andere spelers ook een beetje kennen en die kwamen wel eens met de vraag: ‘Wanneer ga jij nou eens meedoen?’ In mijn gedachten zei ik altijd: ‘Ooit.’ Maar ja, die eerste stap, hè? Die heb ik dus door een ander laten zetten. Zoals wel vaker zat ik er weer eens tussen na een uitvoering van het kindertoneel. Gezellig napilsen in het Grand Café van het Damhotel. Ik dacht: ‘Dat kan ik vast!’ Dezelfde vraag werd weer gesteld: ‘Stef, wanneer ga jij nou eens…’ Voor ik het wist stond Wijnand Visser naast mij op, hees mij aan mijn arm omhoog en verkondigde: ‘Jongens, Steffie doet mee in het volgende stuk!’ Een aantal mensen klapten en riepen en onder die druk ben ik bezweken. Mijn eerste applaus als het ware.

Kees Mooyer: 
Hobby.

Mevrouw Nordmann-Kluft: 
Herman speelde vooral voor de ontspanning. Het was een soort uitlaatklep naast het drukke werk dat hij had. En hij vond het heerlijk zich te verdiepen in een rol.

Jitske Ooms: 
Het is een heerlijk gevoel als je op het toneel staat en iedereen naar je kijkt. Ik vind het leuk om in de belangstelling te staan. En applaus in ontvangst nemen is iets speciaals.

Riet Peereboom: 
Ik speel vooral toneel om de uitdaging. Het is heerlijk om na maanden van hard werken met elkaar iets moois op de planken te kunnen zetten wat het bekijken waard is. Ook de strijd die ik tijdens de repetitieperiode met mezelf moet leveren om de juiste invulling van de persoon te vinden die ik neer moet zetten vind ik zeer de moeite waard.

Riet Peereboom (bis): 
Op het toneel vind ik de relatie die je met andere spelers hebt heel spannend. Thuis voor de spiegel kan het repeteren nog zo goed gaan, op het toneel moet het kloppen. (Interview De Stadskrant, 1990)

Maaike Porsius: 
Ik speel toneel omdat het een kick geeft. Je kunt op het toneel alles doen. Niemand zal je er later op aankijken. Alles kan, je speelt iets, het is niet echt. De kick van het applaus, de spanning er om heen als er iets fout gaat, maar ook de kick als het heel goed gaat. Maar ook de gezelligheid speelt een grote rol. Ik vind het altijd weer leuk om op dinsdagavond de deur uit te gaan. Gezellig een avondje toneel. Je spreekt iedereen weer eens en dat vind ik leuk.

Mieke van Reede: 
Ik hoopte dat ik dé ontdekking van het jaar zou worden (grapje). Ik speel voor de gezelligheid en vooral voor de lol.

Peter Sloots: 
Het zit erin en het moet eruit.

Wijnand Visser: 
Ik ben van nature behoorlijk saai. Ik maak werkelijk echt nóóit wat mee. Daarom speel ik toneel, dan gebeurt er tenminste af en toe nog eens wat, ook al doen we maar alsof.

José Vlak: 
Ik speel toneel omdat het een enorme kick geeft om op het toneel te staan… als iemand anders. Vlak voor en na elke voorstelling vraag ik mezelf af waar ik in godsnaam mee bezig ben en zweer ik om dit NOOIT meer te doen, maar even later begint het toch weer te kriebelen. Om het te omschrijven als een drug is misschien wat overdreven, maar het komt in de buurt. Ik speel al sinds mijn vijfde toneel (bij de Toverbal), later onder andere op de middelbare school cabaret en sinds een aantal jaren bij d’Ye. En nog steeds verveelt het niet!

Erik Vlugt: 
Ik was toen hopeloos verliefd op een van de speelsters (nog steeds trouwens). Dit leek mij een goed excuus om eens in het diepe te springen, wat toneelspelen betreft dan.